Kleuters leren taalonderzoekster hoe ze leren lezen

Niet al het Nijmeegse onderzoek komt uit labs of werkkamers op de campus. Ook buiten de universiteit zijn RU-wetenschappers actief: van de veengrond op de Brunssummerheide tot het hoogland van Tanzania en van de rechtszaal in Kirgizië tot basisscholen in Schijndel. Marjolijn Hovius zoekt ‘wetenschappers in het wild’ op. Wat drijft deze academische avonturiers? En waar lopen ze tegenaan?
Deze keer: psycholinguïste Merel van Goch over taalonderzoek in kleuterklassen.

Een laptop met taalspelletjes en een schatkist met stickers. Dat is het ‘instrumentarium’ waarmee taalonderzoekster Merel van Goch drie jaar lang zes Brabantse basisscholen afgaat om de beginnende geletterdheid bij kleuters te onderzoeken. Ze wil achterhalen welke vaardigheden voorspellen hoe gemakkelijk een kind in groep 3 leert lezen. Daarvoor volgt ze een groep van honderd kinderen, vanaf groep 1 tot en met groep 3. Elk jaar neemt ze een hele batterij testjes bij hen af. Een intensieve klus, maar Van Goch doet het met veel plezier. “Al heb ik een taakje honderd keer afgenomen, het wordt nooit saai. Kleuters weten je altijd weer te verrassen.”
Zoals het jongetje dat een geheugentaak deed en de zin “de jongen loopt op straat” moest herhalen. De meeste kleuters zeggen dat zinnetje braaf na, maar dit jongetje riep: “Ohoooh! Dat mag niet!”. Toen Van Goch nog een keer uitlegde dat hij haar alleen maar na hoefde te zeggen, bleef het jongetje erbij: “Nah, ohoooooh, dat mag echt niet, hoor!” Van Goch: “Heerlijk, zo’n reactie!”

Dora-spelletje

Van Goch test alle kinderen op hun eigen school. Dat is niet alleen praktisch, maar zorgt er ook voor dat de kleuters zich sneller op hun gemak voelen. Omdat ze er langere tijd rondloopt, is ‘juf Merel’ een vertrouwd gezicht voor hen. “Het is belangrijk dat ze ontspannen zijn tijdens de testjes. Dan kletsen ze honderduit.” Bovendien vinden de kleuters de taakjes leuk. De meeste doen ze op de laptop. Praktisch voor de onderzoeker en een feest voor de kleuters: een computerspelletje! Al valt het dan toch soms tegen, als het spelletje een saai taakje blijkt: “Juf, heb je geen Dora-spelletjes?”
Veel wetenschappers werken liever met wat oudere kinderen of volwassenen – makkelijkere proefpersonen, omdat ze begrijpen wat er van ze verwacht wordt in een onderzoekssetting. Maar Van Goch houdt juist van het onvoorspelbare van kleuters. “Als wetenschapper ben je gewend om alles heel precies te plannen en wil je je onderzoek helemaal onder controle hebben. Met kleuters kun je dat wel vergeten. Dat maakt het lastig, maar ook uitdagend. En ik vind dat geklets van die kleuters gewoon hartstikke gezellig.”

Antwoordstrategieën

Maar het is niet alleen vanwege de gezelligheid dat Van Goch het testwerk het liefste zelf doet. Ook uit wetenschappelijk oogpunt vindt ze het belangrijk om de kinderen zelf te zien: “Je ziet precies hoe kinderen met een taak omgaan. Je krijgt zo een beter beeld van je onderzoeksgroep en  hun antwoordstrategieën. Daarmee kun je ook de resultaten veel beter duiden.” Bij een van Van Goch’s taakjes moeten kinderen de betekenis van woorden uitleggen. Wat is een snor? Wat is druipen? Van Goch merkte dat sommige kleuters alleen antwoord geven als ze het zeker weten. “Daarom vraag ik altijd door: ‘Weet je niet wat het betekent, of weet je niet hoe je het moet uitleggen?’ Vaak is het dat laatste en dan stimuleer ik ze om het toch te proberen. Dan blijkt vaak dat ze het woord eigenlijk best kennen.” Van Goch vindt het prettig om zelf de controle over de dataverzameling te houden. “Als je de testen uitbesteedt, weet je niet zeker of de taken bij elk kind op dezelfde manier zijn uitgevoerd. Dan weet je dus ook nooit zeker waaraan je verschillen kunt toeschrijven.”

Leesproblemen

Doel van Van Gochs onderzoek is om beter te begrijpen welke vaardigheden nodig zijn om goed te leren lezen. “Een aantal vaardigheden die je nodig hebt om gesproken taal te begrijpen, zijn ook belangrijk bij het leren lezen. Ik wil nagaan hoe die zaken precies samenhangen, en hoe ze het leren lezen beïnvloeden. Met die kennis kunnen scholen eerder signaleren welke kleuters later misschien moeite krijgen met leren lezen. En kunnen ze die kinderen extra trainen op vaardigheden, bijvoorbeeld het onderscheiden van klanken.” Zover is het nog niet, maar een eerste resultaat heeft Van Goch inmiddels binnen. Ze liet kleuters oefenen met een taakje om nieuwe woorden te leren. Deze nieuwe woorden leken erg op elkaar (bijv. ‘aar’ en ‘aal’), zodat de kleuters de klank van elk woord heel precies moesten leren. Kleuters die hiermee geoefend hadden, scoorden later beter op een rijmtaak (wat weer een belangrijke voorspeller voor leessucces is) dan kleuters die alleen een rekentaakje hadden geoefend. Een mooi resultaat, waarover Van Goch binnenkort hoopt te kunnen publiceren. Maar om het al in de klas te kunnen gebruiken, daarvoor is het nog te vroeg. Van Goch: “Daarvoor zou ik eerst willen uitzoeken of de training een langdurig effect heeft. Tussen mijn metingen zaten maar een of twee weken.” Een collega is hier inmiddels mee aan de slag.

Toekomst

Begin 2015 hoopt Van Goch haar promotieonderzoek afgerond te hebben. Daarna wil ze het liefst blijven doen wat ze nu ook al doet: een combinatie van onderzoek, onderwijs en wetenschapspopularisering. Want naast haar academische werk, blogt Van Goch ook over wetenschap en taal op sites als Nadelunch.com en Leesmevoor.nl en geeft ze gastlessen op scholen. “Ik vind het belangrijk om wetenschap en praktijk te verbinden. En ook om wetenschappelijke kennis buiten de wetenschap beschikbaar te maken en de wetenschap zelf te promoten. Wetenschappers worden nog te vaak gezien als oude, grijze mannen in labjas die dag in dag uit ontploffingen veroorzaken.” De leerlingen op de scholen in Schijndel weten inmiddels wel beter: een wetenschapper, dat is ook juf Merel op pumps.