‘Lezen met de Sterren’ revisited

Lezen met de sterren - Zwarte ZwaanVrijdag was het weer zo ver: ruim 200 Nijmeegse scholieren kwamen naar de bibliotheek voor Lezen met de Sterren – een leesbevorderingsproject van Wintertuin en de bibliotheek Gelderland-Zuid. En ik mocht net als vorig jaar meedoen als leesshopbegeleider. Ook deze keer had ik de ster weer even moeten de googlen. Dat geldt niet voor de onderbouwleerlingen van het Dominicus College: “Kees Tol! Die is gaaaaay!” giechelen een paar meisjes. “Nou en?” reageert een klasgenoot. “Cool toch.” Een heel verschil met vorig jaar. Toen verklaarde een leerling doodleuk dat hij vond dat een van de personages uit het boek dood had moeten gaan, “want hij is homo”. Zulke politiek incorrecte uitspraken zal ik deze ochtend niet horen. Dit zijn keurige kinderen uit de onderbouw van havo/vwo, die verbaasd reageren als ik vraag of ze allemaal het boek gelezen hebben. “Natuurlijk, dat moest toch?”

Leuk boek?
Ze hebben het dus allemaal gelezen, maar wat vonden ze van Zwarte Zwaan van Gideon Samson? Het is een spannend, thrillerachtig verhaal. Mijn inschatting is dat het heftige onderwerp veel leerlingen zal aanspreken. Maar de vorm lijkt me behoorlijk complex voor jonge lezers: het boek bestaat uit drie delen waarin gespeeld wordt met chronologie en perspectief. Het laatste deel wordt zelfs vanuit het zeer ongebruikelijke ‘jij-perspectief’ verteld. Leuk voor doorgewinterde lezers, maar hoe is dat voor deze groep brugklassers? In eerste instantie zeggen de leerlingen dat ze het boek ‘leuk’ vinden. Leuk? “Ja, spannend”, “Het leest gewoon makkelijk”, “Fijne, korte zinnen”, “Je wilt toch weten hoe het afloopt, enzo.” Als ik vraag hoe het verhaal eigenlijk afloopt, ontstaat er meteen discussie: “He? Heeft Duveke haar vermoord? Ik dacht dat…”. Dan blijkt dat lang niet alle leerlingen het geraffineerde einde goed begrepen hebben.

Carry Slee
Ik dring nog even aan. Ze vinden het dus een leuk boek. Zouden ze Zwarte Zwaan aanraden aan hun vrienden? “Nee! Echt niet!” Waarom niet? “Omdat het saai is!” Dus toch… Waar de vmbo-leerlingen vorig jaar meteen riepen dat het boek (elk boek!) saai was, moet ik bij deze kinderen eerst door een laag sociaal wenselijke antwoorden heen. Ik vraag me inmiddels af wat ze écht van Kees Tol vinden…
Maar dan komen ze ook goed los. Het verhaal is onrealistisch: “Ik lees veel liever Carry Slee. Die verhalen kunnen gewoon echt gebeurd zijn. Dit niet.” En die Duveke is een zeur: “Ik ergerde me rot aan haar. Ik was blij toen dat eerste hoofdstuk eindelijk was afgelopen.” Een jongen durft nu toe te geven dat hij “gewoon helemaal niets begreep van dat hele boek”. En een meisje verzucht: “Ik hou hier gewoon niet van. Ik lees alleen maar thrillers.” Thrillers? En wat is dit dan? “Slaapverwekkend saai. Ik wil gewoon veel bloed en dooien.”

Lachen
Ok, jullie willen dus spannende boeken, concludeer ik. Die echt gebeurd kunnen zijn. En grappige boeken? Het blijft stil. Ik zeg dat ik Zwarte Zwaan een mooi, maar ook wel heel zwaar boek vond. Dat ik het zelf wel fijn vind als ik ook af en toe kan lachen om een boek. “U bedoelt hardop lachen?” Een jongen kijkt me met een mengeling van verbazing en afschuw aan. “Dan zit u dus gewoon in uw eentje te lachen als u leest?” Hij schudt zijn hoofd: “Dat is wel een beetje zielig, hoor.” Ik schiet in de lach. Tot zover de sociaal wenselijke antwoorden.

Tweede ronde
Tijdens de tweede ronde bespreek ik het boek met een groepje tweedeklassers. Die hebben duidelijk meer leeservaring dan de bruggers uit de eerste ronde. De compositie en perspectiefwisselingen brachten hen niet in verwarring. Ze hebben het plot goed begrepen en komen spontaan met symboliek (verwijzingen naar zwanen) en vragen over schuld/onschuld (“Die Duveke is niet alleen slachtoffer. Zij profiteert ook van haar vriendschap met Rifka”). Deze oudere leerlingen zijn duidelijk positiever over het boek. Een jongen heeft zelfs “keihard gelachen”. Om welke passage? “Om die zwarte bladzijde. Zo droog!” Ik schiet in de lach. De jongen kijkt me verbaasd aan: “Wat? Vindt u dat gek? Dat ik om een boek lach?”

Volgende week mag ik nog een keer Lezen met de Sterren. Dan bespreek ik Magnus van Arjen Lubach, met leerlingen uit de bovenbouw. Ik heb er nu al zin in.